Iris

De iris zit tussen de voorste en achterste oogkamer en heeft de vorm van een cirkel. Het straallichaam treedt op de buitenrand van de iris uit, en de binnenrand loopt in de pupil over. De iris bestaat uit zes lagen: de kleine en de grote irisring, pigmentcellen, slagaders, gladde spieren en ligamenten. De gladde spier bestaat uit twee spieren die de grootte van de iris controleren: de sluitspier en de dilatorspier. De spierreflexen van deze spieren worden door de hoeveelheid licht die op het oog valt beïnvloed. Als er weinig licht is breidt de pupil zich uit (mydriase), en als er in tegenstelling genoeg licht is vernauwt ze zich weer (miose). De kleur van de iris is genetisch bepaald. In een heel klein aantal gevallen kunnen verschillende kleuren ogen bij een persoon voorkomen. Deze Dit toestand wordt heterochromia genoemd en wordt door een teveel of tekort aan melanine pigment in een van de ogen veroorzaakt. Heterochromia kan of compleet (elk oog heeft een andere kleur) of gedeeltelijk zijn waarbij alleen een klein stuk iris verkleurd is.